Blote billen in de Zuiderzee
Op zondagmiddag zwemmen de waternimfen in de Zuiderzee – die nu natuurlijk ‘IJsselmeer’ heet – in hun blote billen. Dat doen ze al eeuwen en bijna niemand weet meer waarom.
Lang, lang geleden, toen de palingen nog konden vliegen en de zeemeerminnen nog niet verjaagd waren, woonde er een knorrige, maar oh zo ijdele kikkerkoning aan de rand van de Zuiderzee. Dat was bijzonder, want de meeste kikkers houden niet van zout water. Maar volgens deze kikker hielp dat zoute water zijn gevoelige huidje juist mooi eeltvrij te houden. De kikkerkoning woonde met zijn hele familie – broers, zussen, neven, nichten, aangetrouwde en inwonende kikkers; kikkers nemen dat allemaal niet zo nauw – onder een groepje knotwilgen, niet ver van Enkhuizen. Ze hadden daar aan die waterkant zo hun eigen manieren, hun eigen gewoontes en hun jaarlijks terugkerende, vijftigstemmige kwaakconcert op de langste zomernacht.
Ze hadden ook één heel grote angst: de angst voor de man met het schort en de hoge witte muts op zijn hoofd. Elke vrijdagmorgen kwam deze man met een grote, rieten mand aan zijn linkerarm naar de knotwilgen. Hij zette zijn mand op een platte kei, deed zijn schoenen uit en rolde zijn broekspijpen op. Dan liep hij voorzichtig het water in, terwijl hij in zijn rechterhand een klein schepnetje omhoog hield. De meeste kikkers hadden zich tegen die tijd al diep in de Zuiderzee-modder verstopt. Maar je had altijd een paar domme, jonge kikkertjes die niet goed opletten. Of bijvoorbeeld die domme, oude Barend, die op een mooie zomerdag gewoon op een groot plompeblad bleef zitten om ‘nu eens precies te zien, wat die merkwaardige man nu toch eigenlijk deed’. Barend heeft het zijn familie niet kunnen navertellen.Het ging om de billen. Zoveel was zeker. Dat hadden verschillende kikkers de man horen mompelen: ‘Wat een mooie billen. Wat een prachtige billen!’ Maar waarom en waarvoor… Ze hadden geen idee.
Op een vrijdagmiddag – toen er weer tien familieleden waren verdwenen – riep de Kikkerkoning met overslaande stem: ‘Genoeg! Nu is het genoeg geweest!’ en hij sloeg met z’n rechtervoorpoot kleine golfjes op het water. Hij sloot zijn ogen en wuifde zich koelte toe met z’n linkervoorpoot. ‘Ik zal vanaf nu elke zondagmiddag alle kikkerbilllen bekijken. De kikkers met de mooiste billen moeten weg. Weg! Zij moeten aan de overkant gaan wonen. Ik wil hier geen mooie kikkerbil meer zien! Misschien stoppen de kikkerontvoeringen dan!’ Zijn grote familie schrok: de overkant, dat was iets verschrikkelijks. De overkant, daar kwam beslist niets goeds vandaan. En trouwens, misschien bestond die overkant niet eens, fluisterde de kikkerfamilie. Niemand was immers ooit aan de overkant geweest. Maar de knorrige koning tegenspreken, was ondenkbaar en dus werden er die zondagmiddag tien plompebladen naast elkaar gelegd. Alle kikkers moesten er achter elkaar overheen lopen. En daarna zo mooi mogelijk in het water duiken. De koning zat op zijn troon van wilgetenen en palingschubben mopperend toe te kijken: ‘Hoe kan ik hieruit nou kiezen? Al die billen zijn mooi. Kikkers hebben nu eenmaal prachtige billen. Neem mij! Mijn billen zijn altijd prachtig geweest: stevig en gespierd, maar toch vlezig en met prachtige rondingen… Grmpf, kwaak, knor.’ En hij gaf met z’n kikkerpoot een tevreden klopje op z’n rechterdij.
Een voorbij zwemmende Zuiderzeenimf zag de kikkeroptocht en hoorde de kikkerkoning mopperen. Ze bleef van achter de wortels van een wilg even verbaasd toekijken en dook toen omlaag, naar haar zussen. ‘Moet je nou toch eens horen’, proestte ze het uit, ‘die oude kikkerkoning is zo’n ontzettende ijdeltuit, hij heeft het over zijn mooie billen, ha, ha, ha.’ En ze vertelde wat ze had gezien. Alle nimfen barstten uit in een onbedaarlijk lachen. En ze bleven lachen totdat de oudste zus zei: ‘Maar luister eens, waarom doen ze dit? Wat is er eigenlijk aan de hand?’ Ze besloten het jongste nimfje naar de kikkerkoning te sturen om eens navraag te doen.
Dat viel nog niet mee. Ze werd eerst weggestuurd, de knorrige koning had helemaal geen zin in zo’n bemoeial. Maar na de derde keer aandringen, gaf hij toe. Hij duwde zijn kroon mooi recht, schikte zijn mantel, steunde met z’n kikkerkin bevallig op z’n linkervoorpoot en vertelde toen het verhaal van de Verschrikkelijke Vrijdagman. Met zijn rechtervoorpoot maakte hij bevallige krullen in de lucht om zijn verhaal kracht bij te zetten. De kleine nimf luisterde en knikte. Voor ze wegzwom, zei ze: ‘Ik denk dat ik een oplossing weet’.
Eenmaal beneden bij haar zussen, riep ze: ‘Kom! Aan het werk!’ En zo gingen een paar nimfen wieren verzamelen, anderen zochten rechte wilgentakken en al snel zaten alle nimfen te breien. Donderdagavond zo rond half acht doken er vijf nimfen op voor de troon van de kikkerkoning. ‘Sire’, sprak het kleinste nimfje, ‘ik beloofde u zondag een oplossing. Kijk, dit zijn zwembroekjes voor alle kikkers. Zo zal de verschrikkelijke man geen enkele kikker meer willen meenemen, want er zal geen bil meer te zien zijn.’ Heel even bleef het stil. ‘WAAAAT?!’ brulde toen de koning. ‘Een broekje over onze prachtige kikkerbillen??? Geen sprake van! Nooit! Elke kikker is trots op z’n billen! Wij…’ Maar er hadden zich al heel wat kikkers om de nimfen heen verzameld die maar al te graag een wierbroekje wilden aantrekken. Het leek ze een uitstekend idee. Veiligheid vóór alles! Dus de nimfen draaiden zich om en deelden hun breibroekjes uit aan de hele familie.
Vanaf die donderdag is er nooit meer een kikkertje verdwenen. De vreselijke man vertrok die vrijdagmiddag klagend met z’n lege mand en z’n schepnetje en is nooit meer teruggekomen. En de Kikkerkoning? Voor straf moest die vanaf dat moment toezien hoe elke zondagmiddag de Zuiderzeenimfen voorbij kwamen zwemmen in hun blote billen.
Gewoon, om ‘m een beetje te plagen!
Anja Jager