Vlindervinder, vissenvanger
Halve hagedissen banger
Halve hagen hangen over
Dissen voor de kat, de rover
Vlindervinder, vissenvanger
Net niet
Achter de wachters
Ruitpatronen van licht op het terugkerende water
Water-wachter, wachter op wat er was
Tussen de palissaden
Het wachter-water in de luwte
Willige wieren grijpen naar bleke tenen
Reikende armen richting wachters
Anja Jager
Kijk, daar zit ze weer
Twee symmetrische driehoekjes zee – haar decor
Dubbele rij palissaden – de coulissen
waartussen haar wetten vast klaarliggen
Een apocalyptische vrachtwagen trekt sporen in het koele zand
Zij neemt niet waar, verroert niets
Wandelaars passeren, merken haar niet op
Niet zien – niet gezien worden
Ik blijf staan. Zij blijft gehurkt.
Zij gevangen in zoeken. Ik in kijken.
Eb wordt vloed wordt eb wordt –
Zij is de verbinding tussen heen en weer
Lijnenspel met cyclisch wetboek
Als alles wervelt, vormt zij de spil
Anja Jager
Meisje, pluisje
Pluisje, meisje
Meisje wijst de pluisjes reis
Pluisje pulvert pluk voor pluk
Meisje grijst
Illusie stuk
Anja Jager
Niet de ommuurde, gestrekte blik
Niet het gerekte, bevlekte lijf
Niet de blauwdooraderde,
maar toch zelfbewuste knieholtes
Zelfs niet het identieke,
maar toch zo gescheidene
Nee, dat niet
Maar wel de abrupt getoonde
fluwelen voetzolen
Anja Jager
Zijn dag verblijft
tussen bruinen en grijzen
Donker is de blik
van de schilder
Vonken vangen slechts
Kom, kan en fles
Maar zijn beelden
– eenmaal geplaatst
op het platte paneel –
ademen in ragfijne
nuances zacht
alle woorden voorbij
Anja Jager